WTL, LIV en LVK. Waar moet je als werkgever aan denken?
We hebben er al eerder over bericht. Vanaf dit jaar doet de WTL en daarmee ook de LIV en de LKV zijn intrede. Het zijn familieleden van de premiekortingen waar werkgevers recht op hadden wanneer ze werknemers in dienst hadden met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Vanaf 2018 wordt de systematiek van de premiekortingen in zijn geheel vervangen door de loonkostenvoordelen (LKV). We leggen graag uit wat het is en wat de gevolgen zijn.
Het lage-inkomensvoordeel (LIV) is een geheel nieuwe regeling. De premiekortingen worden vervangen omdat het een ingewikkeld systeem was waarbij de werkgever meer lasten dan voordelen ervoer. Daardoor werden werkgevers niet gestimuleerd om kwetsbare werknemers aan te nemen. Daarom is er nu voor gekozen om de tegemoetkoming achteraf te betalen aan de werkgever, zonder dat hij daar ingewikkelde procedures voor hoeft te uit te voeren. Echter, om te weten of je aanspraak maakt op de lage-inkomensvoordelen (vanaf 2017) of de loonkostenvoordelen (vanaf 2018) is het belangrijk om te weten welke spelregels er gelden. Op deze manier kun je daar waar nodig aanpassingen doen in de bedrijfsvoering als dat voordeel oplevert. Flexpedia is je hierbij graag van dienst.
LIV – lage-inkomensvoordelen (max. € 2.000 per jaar)
Dit is een tegemoetkoming voor werkgevers in de loonkosten van een werknemer met een laag loon. Om recht te hebben op dit voordeel moet je werknemer voldoen aan drie voorwaarden:
- De werknemer heeft een gemiddeld uurloon* van tussen de 100% en 125% van het WML van iemand van 23 jaar of ouder.
- De werknemer heeft minimaal 1.248 verloonde uren** per jaar (24 uur per week).
- De werknemer heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.
* het gemiddeld uurloon bereken je door het fiscale jaarloon, inclusief vakantiegeld en eventuele andere toeslagen te delen door het aantal verloonde uren.
** dit zijn uren waarover de werkgever loon betaalt. Dus de contracturen (uren afgesproken in het contract), maar ook de verlof en de ziekte-uren. Daarnaast tellen overuren en uitbetaalde verlofuren mee. Geen verloonde uren: onbetaald verlof en adv-uren.
Het UWV beoordeelt op basis van de loonaangiften voor welke werknemers de werkgever recht heeft op het lage-inkomensvoordeel. Als uit de aangiften loonheffingen over 2017 blijkt dat u als werkgever recht heeft op een betaling, dan krijgt u vóór 15 maart 2018 een voorlopige LIV-berekening. Die berekening is gebaseerd op de aangiften en correcties over 2017 die u tot en met 31 januari 2018 heeft gedaan.
LKV – loonkosten voordelen (max. € 6.000 per jaar)
Dit is een tegemoetkoming voor werkgevers die iemand in dienst nemen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Er zijn drie soorten loonkostenvoordelen:
- Het loonkostenvoordeel oudere werknemer (€ 3,05 per verloond uur, maximaal € 6.000) voor werknemers vanaf 56 jaar die uit een uitkeringssituatie komen.
- Het loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer (€ 3,05 per verloond uur, maximaal € 6.000) voor werknemers die uit een WIA uitkering komen, werknemers met een WIA uitkering die hun werk volledig of deels hervatten en werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn.
- Het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden (€1,01 per verloond uur, maximaal € 2.000) voor mensen die in het doelgroepregister banenafspraak van het UWV zijn opgenomen en mensen met een scholingsbelemmering.
De werkgever heeft recht op LKV zolang de dienstbetrekking bestaat, maar maximaal 3 jaar (maximaal 1 jaar bij een herplaatste werknemer) en uiterlijk totdat de werknemer de AOW-leeftijd bereikt.
Combineren LIV en LKV
De twee tegemoetkomingen kun je niet met elkaar combineren. Het instrument dat voor de werkgever financieel gezien het meest gunstig is wordt toegepast. Heeft u naar aanleiding van bovenstaande vragen? Neem dan contact met ons op.
AANSLUITENDE KENNISTIP
1x per maand een kennistip waar je echt wat aan hebt gratis in je mailbox? Meld je aan.