
Verbod op inhoudingen minimumloon (update) in kader van de WAS
Bij Flexpedia hebben we al verscheidene keren geschreven over de WAS en over het verbod op inhoudingen minimumloon. Namelijk hier, hier, hier, en hier. De Wet aanpak schijnconstructies is ervoor bedoeld om de misstanden op het gebied van verloning aan te pakken en om iedere werknemer te laten verdienen waar hij recht op heeft. Dat kunnen wij natuurlijk alleen maar toejuichen. In ons laatste bericht schreven we dat het verbod op inhoudingen minimumloon opnieuw was uitgesteld, tot 1 januari 2017. Daarom is het nu tijd voor een update.
Gefaseerd uitgevoerd
De WAS is gefaseerd ingegaan. De eerste delen van de wet zijn ingegaan op 1 juli 2015. Dat was het deel dat ging over de ketenaansprakelijkheid. Ofwel, iedereen in de keten is ervoor verantwoordelijk dat de werknemers krijgen waar zij recht op hebben. Sinds 1 januari 2016 is het verplicht om de loonstrook te specificeren. Dat wil zeggen de bedragen waaruit het loon is samengesteld, eventuele onkostenvergoedingen en bedragen die worden ingehouden. Daarnaast moet je sinds de eerste dag van 2016 minimaal het minimumloon uitbetalen per bank. Bovendien is de Inspectie SVW per nieuwjaarsdag 2016 begonnen met het namen bekendmaken van bedrijven die gecontroleerd zijn, bijvoorbeeld van bedrijven die werknemers onderbetalen. Het zogenaamde ‘naming and shaming’.
Het laatste deel, verbod op inhoudingen minimumloon
Het laatste deel van de WAS is het deel verbod op inhoudingen minimumloon. Wat dit inhoudt is dat een medewerker minimaal het minimumloon (of het equivalent daarvan kijkende naar het aantal gewerkte uren) uitgekeerd dient te krijgen. Dit lijkt wellicht totaal niet spannend, maar is dat voor veel sectoren wel. Bijvoorbeeld in de agrarische. Daar verdienen veel medewerkers namelijk het minimumloon, maar maken ze gebruik van huisvesting van de agrariër. Het bedrag voor huisvesting wordt ingehouden op het loon. Als dat niet meer mag, dan krijgt de werkgever er een verschrikkelijke administratie bij. Voor 3 werknemers gaat het nog wel, maar wat als je 50 man in dienst hebt? Dan zouden die allemaal moeten gaan pinnen en het verschuldigde bedrag wekelijks betalen. Daarnaast moeten alle werknemers die in Nederland komen werken een zorgverzekering hebben, ook daar krijg je dus problemen mee. Gelukkig onderkent de minister deze problematiek en heeft hij hiervoor een uitzondering gemaakt.
Toestemming en volmacht
Voor de kosten van de huisvesting en de zorgverzekering heeft de overheid dus uitzonderingen gemaakt. Ze erkent dat wanneer de werkgever de woonruimte niet regelt, de arbeidsmigranten dit zelf zullen moeten regelen. De verwachting is dat dit de kwaliteit van de woonruimte niet ten goede gaat komen. Daarom is er besloten tot uitzondering. Echter stelt de overheid wel eisen aan de woonruimte. Deze moet bijvoorbeeld voldoen aan de in de cao geldende normen. Bovendien geldt dat de werknemer een volmacht tekent waarin hij verklaart dat de werkgever deze inhouding mag doen. Deze volmacht mag onderdeel zijn van de arbeidsovereenkomst. De inhouding voor de huisvesting niet meer bedragen dan 25% van het minimumloon. De inhouding van de zorgverzekering geldt dat ‘ten hoogste het bedrag van de geraamde gemiddelde nominale premie die een verzekerde voor een zorgverzekering betaalt’ ingehouden mag worden. In 2016 was dit € 1.243,- per jaar, ofwel € 103,58 per maand. Voor 2017 is dit nog niet bekend gemaakt. Voortaan dient het bedrag dat je mag inhouden voor de zorgverzekering voor 1 november bekend te zijn voor het jaar dat volgt. Hier vind je gehele publicatie in de Staatscourant.
Conclusie van deze blog: eigenlijk verandert er voor bonafide werkgevers niet zo veel. Inhoudingen op het minimumloon voor zorgverzekering en huisvesting kunnen na 1 januari 2017 nog steeds plaatsvinden. Een mooi Nederlands gezegde: de soep wordt nooit zo heet gegeten, als deze wordt opgediend.